Het criminaliteitsniveau verschilt erg per gemeente in Nederland. Dat geldt ook voor wijken en buurten. Echter, ook in de meest criminele buurten gaat het nog steeds om betrekkelijk geringe aantallen misdrijven per week en per hectare. Een gebiedsgebonden criminaliteitsbeleid laten renderen is dan ook een lastige opgave in de Nederlandse situatie.
In hoeverre is de criminaliteit geconcentreerd in bepaalde gemeenten, wijken en buurten? Naarmate dit meer het geval is, kunnen gebiedsgebonden preventieve en repressieve acties beter worden ingezet. Immers, als de misdrijven zeer dun zouden zijn uitgesmeerd over plaatsen en plekken zijn er minder aangrijpingspunten voor een territoriale aanpak van de criminaliteit.
Bekend is dat een grotere mate van verstedelijking samengaat met hogere niveaus van criminaliteit
In 2018 zijn 786.280 misdrijven door de politie geregistreerd (CBS/Statline). Daarvan zijn 623.178 verdeeld naar gemeenten, wijken en buurten: dit betreft de vermogensdelicten, de vernielingen plus delicten tegen de openbare orde, en de gewelds- en seksuele delicten.
Op gemeentelijk niveau blijkt dat een kwart van de geregistreerde criminaliteit zich voordoet in 1 procent van de 380 gemeenten – dat zijn de 4 grootste steden Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht. Bekend is dat een grotere mate van verstedelijking samengaat met hogere niveaus van criminaliteit. Dat criminaliteitsniveau verschilt per gemeente van 29 delicten (Schiermonnikoog) per 1000 inwoners tot 84 (Amsterdam). De scheefheid van de verdeling van de criminaliteit kan worden uitgedrukt met de Gini-coëfficiënt (een statistische maatstaf), die 0 is bij volkomen gelijke verdeling en nadert tot 1 bij zeer extreme ongelijkheid. Bij de verdeling over de gemeenten ligt die coëfficiënt op 0,66. Dat is vrij hoog – ter vergelijking, de inkomensverdeling in ons land kent een Gini van 0,29. Maar dat het criminaliteitsniveau scheef is verdeeld over de gemeenten is niet echt verrassend, laten we inzoomen op wijken.
In 2 procentvan die wijken wordt 25 procent van de criminaliteit geregistreerd
Een wijk is een “onderdeel van een gemeente waarin een bepaalde vorm van bodemgebruik of bebouwing overheerst.” In totaal zijn er 3.086 wijken in ons land gedefinieerd. In 64 (2 procent) van die wijken wordt 25 procent van de criminaliteit geregistreerd. Rotterdam Centrum, met 7.400 misdrijven, en Burgwallen-Nieuwe Zijde in Amsterdam, met 6.400 steken er bovenuit. De Gini-coëfficiënt bij de verdeling over de wijken ligt op 0,68 – de criminaliteit is dus nog wat extremer scheef verdeeld dan het geval is bij de verdeling over gemeenten.
We kunnen nog een stap verderzetten, naar buurten. Een buurt is een “onderdeel van een gemeente, dat vanuit bebouwingsoogpunt of sociaaleconomische structuur hom*ogeen is afgebakend.” Er zijn in ons land 13.305 buurten onderkend. We zien hier hetzelfde patroon. In 300 daarvan (2 procent) is een kwart van de criminaliteit geconcentreerd. De Gini-coëfficiënt is, net als bij de wijkverdeling, 0,68. De absolute top wordt gevormd door 18 buurten waar in 2018 meer dan 1.000 misdrijven zijn geregistreerd. Dit betreft 4 buurten in Rotterdam (met als toppers ‘Cool’ en ‘Stadsdriehoek’), ook 4 in Amsterdam (hoogst scoort ‘Stationsplein e.o.’), en de binnensteden van 10 grote gemeenten, zoals Eindhoven, Nijmegen, Utrecht, den Haag, Enschede, Groningen, Almere, den Bosch, Tilburg en Apeldoorn. Aan de andere kant zijn er bijna 800 buurten waar geen enkel misdrijf voorkwam in 2018.
In de 5 meest criminele buurten worden 2.200-2.300 misdrijven per jaar gepleegd
De criminaliteit is dus zeer scheef verdeeld over het land, met een concentratie in bepaalde gemeenten, en daarbinnen wijken en daar weer binnen buurten. Dat zou in theorie aanknopingspunten voor in te zetten maatregelen kunnen bieden. Laat ons eens kijken waar daarvoor aanknopingspunten zijn. In de 5 meest criminele buurten worden 2.200-2.300 misdrijven per jaar gepleegd, dat zijn er 40-60 per week. Het is aannemelijk dat die delicten niet gelijkmatig in de tijd zijnverdeeld maar dat ze vooral op bepaalde dagen en uren voorkomen (‘hot times’). Ook zullen ze niet overal in de buurt even vaak voorkomen. Als dat zo zou zijn, dan komt dat in 4 van de 5 meest criminele buurten neer op iets meer dan 1 delict per 2 weken per hectare (landoppervlakte). De vraag werpt zich dan ook op of het de moeite waard is om veel tijd en energie te steken in gebiedsgerichte maatregelen. Staat de opbrengst qua opsporing en preventie van misdrijven wel enigszins in verhouding tot de tijd en capaciteit die erin wordt gestoken? Een apart geval vormt de Stationsbuurt in Amsterdam, met relatief veel delicten op een klein oppervlakte: 2.400 delicten op 14 hectare landoppervlakte = 169 per ha. per jaar = 3,26 per ha. per week.
Uit de literatuur blijkt dat een politiële aanpak gericht op de ‘hotspots’ een kleine maar betekenisvolle bijdrage kan leveren aan het reduceren van criminaliteit. Of dat inderdaad het geval zal zijn, lijkt afhankelijk van 2 factoren. Ten eerste zal die criminaliteit op die hotspots voldoende moeten zijn om daarop in te grijpen. Zoals duidelijk is geworden uit onze analyse, is dat in ons land alleen bij grote uitzondering het geval. Ten tweede moet de concentratie van de criminaliteit op die hotspots hom*ogeen van karakter zijn, dat wil zeggen dat het om dezelfde delicten moet gaan en bovendien dat de reden voor die concentratie gelegen is in een eenduidige factor, zoals aanwezigheid van bepaalde criminele doelen (zoals reizigers/toeristen bij CS Amsterdam), eenzelfde soort daders die herhaald delicten plegen of een tot criminaliteit uitnodigende context (zoals ontbreken van toezicht). Deze vereisten leiden ertoe dat het doorgaans lastig zal zijn om in Nederland goede aanknopingspunten te vinden voor een op gebieden gericht preventief en repressief beleid tegen criminaliteit. <<
Bert Berghuis is voormalig raadadviseur bij het ministerie van Justitie en Veiligheid. Hij is beschikbaar voor vragen en discussies via de redactie, e-mail: secondant(at)hetccv.nl.